Vanuit mijn woonkamerraam kijk ik naar twee boksers die in het park aan het sparren zijn. Het zijn jongens van begin dertig die elkaar motiveren. Hun techniek verschilt, maar dat maakt hen beiden sterker en onvoorspelbaar voor de ander. Ze respecteren elkaar, maar geven indien nodig een corrigerende tik. Je ziet hun band en vertrouwen in elkaar groeien. Ze leren van elkaar, met elkaar en door elkaar.
Ik sta ook in een boksring. Deze fictieve ring staat midden in Amsterdam en heb ik gekocht met mijn beste vriend. Deze boksring heeft nog geen touwen en de vloer is onstabiel, maar daar wordt aan gewerkt. Het heeft potentie om uit te groeien tot een plek waar ieder zich goed voelt. Om dit te creëren moeten we elkaar eerst flink aan de tand voelen.
Soms kan het leiden tot een blauw oog, maar nooit tot een knock-out. Daar zijn we te goede vrienden voor.
We trekken beiden onze handschoenen aan, we bereiden ons voor om keuzes te maken. Het is stoeien, incasseren, toegeven, eerlijk zijn en vertrouwen hebben dat de ander altijd zich op tijd inhoudt. Hij houdt mij scherp door zijn kennis, en op mijn beurt laat ik hem zien waar zijn ‘onderbuikgevoel’ zit en hoe deze te volgen. Soms kan het leiden tot een blauw oog, maar nooit tot een knock-out. Daar zijn we te goede vrienden voor.
De afgelopen jaren is mij duidelijk geworden dat ik vriendschappen nooit voor lief kan nemen. Het kost tijd en herinneringen om er een op te bouwen, daar wil ik zuinig op zijn.
Zowel de ‘waardevolle’ vriendschap als deze bokswedstrijd wil ik niet verliezen. Ik besluit te gaan voor de corona-knuffel: effectief, pijnloos en met liefde zorgen dat hij soms een stap uit de ring zet.
